Kleine schelpresten in een schaal

Bij boorwerkzaamheden voor de waterinstallatie voor de Nutstuinen in april, werd op 13 meter diep een bijzondere laag gruis aangeboord. Preciezere bestudering van het materiaal leerde dat er bijzonder kleine schelpjes tussen zaten. Dat was het moment waarop Bas de Wilde werd gebeld.

Bas is een amateur-conchylioloog, dat is  iemand die schelpen van weekdieren onderzoekt. Tijdens zijn jeugd in Zeeland begon Bas zich te interesseren voor schelpen die hij tijdens strandwandelingen aantrof. Tot zijn 18e groeide de belangstelling, waarna hij een juridische opleiding ging volgen en de hobby een tijdlang pauzeerde. Vanaf 2019 pakte hij de draad weer op en sinds vorig jaar bestudeert hij in de omgeving van Amersfoort ook schelpenmateriaal dat bij grondboringen omhoog wordt gehaald.

Amersfoort in Zee

Die boringen geven inzicht in grondlagen van perioden van lang geleden. Bas vertelt: ‘Wanneer in Elisabeth Groen dieper dan 140 meter zou zijn geboord, zouden mogelijk schelpen van zo’n 2 miljoen jaar oud zijn gevonden. De boring in Elisabeth Groen ging maar 13 meter diep, maar was daarom niet minder interessant. De schelpen die hier werden aangetroffen, komen uit het tijdperk van het Eemien. Dat is een periode in het laat-Pleistoceen tussen twee ijstijden in, tussen de 116.000 en 126.000 jaar geleden. Het klimaat van toen was een beetje vergelijkbaar met nu, zij anderhalve graad warmer. De gevonden schelpen zijn afgezet door een vrij ondiepe zee die daar toen lag. ‘
De Nederlandse bioloog Pieter Harting ontdekte in 1875 bij boringen in de omgeving van Amersfoort enkele bijzondere mariene schelpensoorten die sterk afweken van schelpensoorten uit de Noordzee. Het onderscheid was zodanig dat Harting het tijdperk een eigen naam gaf. Hij vernoemde het naar de rivier de Eem die in dit gebied lag: het Eemien. Noch de rivier, noch Amersfoort bestond al in het Eemien. Maar goed ook, want dan had Amersfoort in de Eemzee gelegen.

Van zee tot land

Uit de boring is maar een handjevol materiaal verzameld, bestaande uit klei en zo’n tien soorten kleine schelpjes. Het zijn soorten waarvan de meeste in Nederland niet meer levend voorkomen, maar wel in iets warmere streken, zoals Zuid-Frankrijk. De meest algemene soorten zijn ‘muizenkeuteltjes’ – kleine zeer slanke horentjes – en dubbeltjesschelpen, vaak niet meer dan 4 millimeter groot. Bas de Wilde vertelt dat muizenkeuteltjes met vele miljoenen onder de grond zitten in het hele gebied rond Amersfoort: ‘Deze soort leeft op zeegras en bepaalde soorten wieren. Zeegras groeit alleen in vrij ondiep, zout water. De Eemzee, die zo’n 116.000 jaar geleden op deze plek lag, was dan ook een ondiepe zee, met een uitbundige zeegrasbegroeiing. De zee is in de eeuwen daarna waarschijnlijk afgesloten geraakt van de zee door duinbegroeiing en daarna stilgevallen en ontzilt. In de grondlagen erboven zijn geen schelpen meer aangetroffen. Het is goed mogelijk dat de grond boven deze laag enkel sediment bevat dat in de eeuwen daarna laagje voor laagje is afgezet, net zo lang tot de zee droog viel en land werd. De Eemzee heeft zich zeker uitgestrekt tot Woudenberg, Veenendaal en Voorthuizen’.

Bijzondere vondst

Bas de Wilde is blij met de vondsten in Elisabeth Groen. Hij werkt samen met onderzoekers van Naturalis die hem soms ook helpen met het determineren van schelpen die hij vindt. ‘Het is een wat uit de hand gelopen hobby’ zegt hij, ‘maar wel een die steeds weer nieuwe kennis oplevert.’ Bas wil daarom ook altijd graag weten waar in de omgeving grondboringen gedaan worden, zodat hij mee kan kijken naar wat daar weer naar boven komt. Tips daarover kunnen ook via Elisabeth Groen worden doorgegeven.

De schelpen uit de Eemzee zijn niet de enige bijzondere vondsten in de grond van Elisabeth Groen. Een volgende keer zullen we aandacht geven aan de archeologische vondsten die in het park zijn gedaan.  

De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Albert de Wilde.